De 6 schooljaren op het Christelijk Lyceum (1961 t/m 1967)

9 juni 1967 - Alphen aan den Rijn, Nederland

Het was voor mij erg wennen in de brugklas van de nieuwe school, het Christelijk Lyceum. Ik was de enige jongen van de Oranje School, die naar het Lyceum ging. Gelukkig werd ik geplaatst in klas 1b bij de 4 meisjes uit mijn vroegere schoolklas: Greetje Pool, Janneke Keijzer, Marieke de Boer en Truus de Hoog. Maar met die 4 meiden had ik helemaal geen klik; ik vond ze truttig en verwaand.

De nieuwe schoolboeken voor de brugklas moesten worden gekocht bij boekwinkel Haasbeek in de Manderloosstraat. Ik kocht echter de meeste schoolboeken 2e hands op een boekenbeurs, zoals een plantenflora en een atlas van Cor Verburg uit Aarlanderveen.

In de 1e klas zat ik naast Leen Buitelaar, een boerenzoon uit Woubrugge. Zijn vader werkte overdag in het dorp bij de scheepswerf Boot. Het werk op de boerderij deed Buitelaar buiten de fabriekstijden. Door het werken bij een werkgever kreeg hij van de overheid kinderbijslag. Er waren bij de familie Buitelaar wel 15 kinderen. Van de kinderbijslag kon de vader van Leen een knecht op de boerderij betalen. Met Leen spaarde ik plaatjes van filmsterren. Die plaatjes kreeg je cadeau bij de roze Bubble kauwgom. Brigitte Bardot was onze favoriet. Na een jaar sparen hadden we alle 150 plaatjes en kenden we de namen, gezichten en de verhalen, die op de achterkant van de plaatjes stonden.

De schoolweek begon elke maandagmorgen met een gezamenlijke bijeenkomst van 15 minuten in de aula. Rector Taal vertelde achter een katheder het laatste schoolnieuws, hij las voor uit de bijbel en ging voor in gebed. Onze eerste les op maandagochtend was gymnastiek in de aula. Van de gymles kwam natuurlijk niets terecht, want we moesten eerst alle 500 stoelen, die in de aula stonden, naar de kelder onder de gymvloer brengen. Na die klus was het 1e lesuur voorbij en gingen we verhit naar de klas voor het 2e uur. In de pauze van 10.45 tot 11 uur wandelden we naar het Bospark en aten daar een stroopkrakeling. Die lekkernij kochten we bij een bakkertje, die met een bestelbusje bij de school geparkeerd stond. In de middagpauze bleven we over op school en werd er meestal geschaakt.

Alle leerlingen op het Lyceum waren lid van VEVO (Voor En Van Ons). We droegen als kenmerk een wit-groen geblokte sjaal. Veel moeite had ik met Nederlands. Van leraar Bakker moest ik meer boeken gaan lezen uit de bibliotheek. Ben Appelmelk uit Roelofarendsveen was goed in Nederlands. Hij had alle boeken van Karl May gelezen. Door hem heb ik alle 25 delen van de serie gespaard. Het waren erg spannende verhalen over Old Shatterhand en Winnetou in het Wilde Westen, maar ook over Kara Ben Nemsi in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

Met de hakken over de sloot ging ik over naar de 2e klas. Ik kwam in een leuke klas, want ik zat achter 2 gezellige meiden: Annelies Geel en Loes de Keijzer. Bert Kok was de grote gangmaker in onze drukke klas. Annelies en Bert werden zelfs op elkaar verliefd. Veel leraren konden bij ons geen orde houden, ze kregen zelfs proppen papier om de oren. Gert van de Heijden was een geweldige Feyenoord fan. Door zijn enthousiasme werd het  Europacup avontuur van zijn favoriete voetbalclub Feyenoord heftig beleefd. Feyenoord verloor helaas in de halve finale van Benfica met 3-1 in Lissabon met doelpunten van Eusebio, wat een deceptie was dat. We konden de wedstrijd thuis live op onze zwart-wit TV zien, een televisie met 1 zender.

Ik zat op de achterste rij naast Gert Visser, een boerenzoon uit Nieuwveen. We hadden dezelfde interesses. Gert is later ambtenaar geworden in de Gemeente Rijnsburg. Tijdens de strenge winter van 1963 ben ik een keer over het Aarkanaal naar hun boerderij geschaatst. Twee maanden lang fietsten we over de Rijn naar school. Ik stapte op het ijs achter de boerderij op de fiets en reed over de ijsvlakte naar de Alphense Brug.

Het vak natuurkunde van meneer Smit en de biologie lessen van meneer Verweij vond ik de meest interessant. Mijn eindrapport van de 2e klas was onvoldoende voor een overgang naar derde klas. Vooral een 3 voor Duits van mevrouw Westerhof was de genadeklap voor mijn overgang.

Van klas 2b ging ik nu naar klas 2a en kwam achterin de klas te zitten naast Arie Wingelaar, een boerenzoon uit Zevenhoven. Arie kon mooi nieuwe modellen auto’s tekenen, maar hij is later accountant geworden. Achteraf is het goed geweest dat ik ben blijven zitten in 2e klas op de HBS. Het leren ging daarna veel makkelijker, want ik haalde zelfs in het volgende leerjaar een 9 voor Duits bij meneer Vrielink.

In het voorjaar van 1964 zijn we verhuisd naar de nieuwe boerderij “Wie kent zijn weg”. Daar kreeg ik een eigen kamer met een gaskacheltje. Op de oude boerderij moest ik leren in de voorkamer en daar was het ’s winters altijd ijzig koud. In mijn nieuwe kamer had ik uitzicht over de weilanden naar het noorden en deed ’s avonds nooit de gordijnen dicht. Wel werd ik altijd vroeg wakker door een lawaaierige melkmachine motor, die al om kwart over 5 in de morgen aansloeg. Ik sliep op een antiek metalen éénpersoonsbed met spiraalveren. Door het vele springen op het bed verboog al snel het frame en ik kreeg een nieuw bed. Een nieuw bureau en een boekenkast werden gekocht bij het postorderbedrijf Ter Meulen Post. Tijdens het studeren zat ik op een antieke Thonet stoel met armleuning van opa Cramer, een stoel die ik tot in lengte van jaren nog gebruikt heb, zoals in mijn spreekkamer is Oss.

Mijn buurjongen Jan de Jong zat in de parallel klas op de HBS. Ik fietste met Jan altijd naar school en tijdens de pauze liepen we altijd met zijn vrienden een vast rondje om het Visserspark of om drukkerij Samson. Bij de overgang naar de 3e klas heb ik een brief geschreven naar de rector met het verzoek of ik mocht overgaan naar klas 3c. Zo zat ik in de 3e  klas naast Jan de Jong en achter Corné Wille en Piet Bijker. Tijdens een tussenuur gingen we altijd koffie drinken bij de familie Wille in de Vondelstraat. De moeder van Corné was altijd erg belangstellend en gastvrij. Sineke de Witte uit Hazerswoude zat ook bij ons in de klas.

De overgang naar klas B4b ging soepel, vooral de B vakken gingen goed. Voor Jan, Corné en Piet ging het in de 4e klas veel minder en zij doubleerden alle 3 in dat schooljaar. Met Jan, Piet en Corné gingen we op zaterdagavond naar dansles bij vd Moezel in de Zaalbergstraat. Enkele meisjes uit onze klas gingen daar ook naar dansles. In de 4e klas van de HBS stroomden in die tijd ook leerlingen in van de MULO. Zo werd ik in die klas bevriend met Teun de Lange uit Koudekerk en Leen van Os uit Rijnsaterwoude.

In het eindexamen jaar van 1966/1967 zat ik achter in de klas naast Teun de Lange voor Piet van Dijk, Dick Rootert en achter Bert Roest. Regelmatig ging ik op de bromfiets bij die jongens op zondagmiddag op bezoek, want die vrienden hadden leuke zusters thuis. Bij Leen waren ze thuis erg christelijk en behoudend. Als op de televisie in een film een vrouw haar blouse uittrok, ging zijn moeder snel voor het beeldscherm staan. Op zondagavond ging ik met Leen ook wel eens mee naar de kerk. Leen moest dan met een bandrecorder de zondagavond-preek van de dominee opnemen. Die preek werd dan in de week bij zieken en bejaarden thuis afgespeeld.

Op mijn vaders advies was ik naar het Lyceum gegaan, hij adviseerde mij “door te leren”. Ik was de oudste van 3 zonen en hij kon zijn kinderen niet allemaal boer maken. Boer worden was dus geen optie en mijn interesse lag op school bij de beta-vakken. Dierenarts worden of naar de Landbouw Hogeschool in Wageningen gaan, was een voor de hand liggende keuze. Onze veearts Jan den Hertog was echter somber over de toekomst van de veehouders in Nederland. Als dierenarts verwachtte hij later veel werk voor de kleine huisdieren. Honden en katten zijn echter niet mijn grote passie. Het omgaan met een veehouder leek mij veel interessanter, dan het lief en leed te delen met de eigenaar van een huisdier: diergeneeskunde viel voor dus mij af. Met Teun en Leen ben ik eind 1966 naar een voorlichtingsavond van de Technische Universiteit in Delft geweest. Leen was 3 jaar ouder dan ik, een vertraging die hij opliep door eerst naar de lagere landbouwschool te gaan. Leen wilde echter gaan studeren in Delft. Voor die studie had je een middelbare schooldiploma nodig. Na een staatsexamen MULO kwam hij op de HBS. Leen had al een rijbewijs en voor die avond mocht hij de Ford van zijn vader lenen. Teun en ik werden opgehaald in Alphen en Koudekerk en met zijn drieën op de voorbank reden we naar Delft. Op de terugweg uit Delft op de A4 bij Leiderdorp zag Leen al pratend de afslag te laat. Hij zwenkte toch nog uit naar rechts, maar door deze manoeuvre parkeerde hij de auto bovenop de vangrail. In het donker ben ik toen lopend bij mensen thuis mijn vader gaan bellen. Pa Cramer heeft ons daar met de auto opgehaald en ook Teun en Leen thuis gebracht. De Ford werd een dag later van de vangrail gehaald en met veel schade weggesleept.

Op die voorlichtingsavond ontdekte ik het belang van wiskunde bij de technische studies. Mijn passie lag meer bij de bio-medische wetenschappen, dus ging ik in het voorjaar van 1967 op een zaterdag alleen naar een voorlichtingsdag geneeskunde aan de Universiteit van Leiden. Daar ging toen voor mij een nieuwe wereld open. In het oude Academie gebouw aan het Rapenburg, met de vele schilderijen van overleden rectores magnifici aan de wand, kreeg ik de meest fantastische verhalen te horen. Ik wist het ineens helemaal zeker: geneeskunde wordt de studie, die bij mij past.

Het mondeling eindexamen HBS in 1967 was erg spannend tijdens de Zesdaagse oorlog tussen Israel en zijn buurlanden. Gelukkig heb ik mij er aardig uit weten te redden met de spreekvaardigheid van de talen en het moeilijke Nederlands bij meneer Paats.

Op 9 juni 1967 ben ik geslaagd voor HBS-b en reed ik op die dag met onze oude Ferguson tractor onze uitbundige klas met geslaagde leerlingen op een platte boerenwagen door het centrum van Alphen.

Foto’s