Mijn jongere broers Jaap (230552), Dicky (220755), Wilco (080258) en Paul (240260)

31 augustus 1960 - Alphen aan den Rijn, Nederland

Van de geboorte van mijn 4 jongere broers kan ik mij niet veel herinneren. Mijn moeder lag de laatste maanden van de zwangerschap meestal op bed vanwege hoge bloeddruk. Vlak voor de bevalling ging ze naar het Diaconessen Ziekenhuis in Leiden, waar dan een geplande keizersnede plaatsvond. Er waren immers al eerder 2 kinderen doodgeboren in haar kraambed. Mijn vader ging na melktijd met de fiets op kraambezoek in Leiden bij de geboorte van Jaap en Dicky. Bij Wilco en Paul had hij een Avada bromfiets.

Mijn moeder had niet voldoende borstvoeding voor Jaap. Onze buurvrouw Margot Zijtveld was in 1952 ongeveer tegelijk bevallen van haar eerste kind Jan en had meer dan voldoende borstvoeding. Jaap is als baby opgegroeid met de melk van onze buurvrouw. Het trieste toeval wil dat Jaap 48 jaar later op dezelfde dag (15 mei 2000) overleden is als zijn voedster tante Margot. Mijn jongere broertjes Dicky, Wilco en Paul hebben allemaal flesvoeding gekregen. Na de bevalling moest mijn moeder altijd aansterken en dat deed ze door dagelijks een biefstukje te eten tegen haar bloedarmoede.

Wij stonden als klein kind op mooie dagen allemaal buiten vast aan een touw. Het was erg gevaarlijk op het erf, want de boerderij was klem gebouwd tussen het verkeer op de Kortsteekterweg en het water van de Oude Rijn. Het touw werd vastgemaakt aan een kinderstoel-tuigje. Dat touw was verbonden aan een haak, waar meestal ook ons werkpaard vaststond. De rustige bruine vos stond daar ook vaak vastgebonden tijdens een rustpauze en wij holden dan, als spelletje, onder het buik van het makke paard door.

Buiten kon je fijn spelen in het grind op het erf of in het zand naast onze 3 voedersilo’s. Vooral in het zand spelen was leuk met de autootjes en landbouwwerktuigen van Dinky Toys. Als het regende speelden we ’s zomers met die autootjes in de schoongemaakte stal. Verder speelden we met een hoepel op ons boerenerf of met een tol op de granieten vloer van het achterhuis. Ook kan ik mij de hoelahoep rage nog herinneren, waarbij je een gelige plastic elektriciteitspijp om de buik moest laten slingeren. Toen we ouder waren speelden we buiten in de boomgaard met pijl en boog en bij regen in de hooiberg. In de winter speelden we op de meelzolder boven de koeien bij buurman de Jong. Op die zolder is het dan lekker warm boven de koeien. We konden daar met volle meelzakken hutten bouwen en dan wegkruipie doen. Vriendjes van de lagere school kwamen niet vaak spelen, want we woonden lopend te ver weg. We woonden nogal ver van lagere school en de meeste kinderen hadden nog geen fiets of een autoped. Dus speelde ik meestal met mijn broertje Jaap, onze buurjongens Jan en Simon de Jong of met Cocky Vierbergen, de dochter van onze huiskapper.

Vissen in de Rijn was altijd erg spannend. Er liep een jaagpad achter de boerderij langs de Oude Rijn van Leiden naar Utrecht. Er was aan de waterkant een houten schoeiing, waarop je met je hengeltje kon zitten. Meestal ving je met een stukje witbrood aan het haakje zilverkleurige voorns. Het was ook erg interessant om bij oudere vissers te kijken en met hen te praten. Die vissers gebruikten veel langere hengels en gooiden ballen visvoer wel 5 meter ver het water in. Zij konden daarmee grote brasems vangen, die we, als we de vissen mee mochten nemen, in de koekenpan gingen bakken. ’s Zomers lagen er soms ook plezierjachten voor anker achter de boerderij en met die toeristen keuvelen was gezellig.

Bij de boerderij van buurman de Jong naast de brug, 300 meter naar het westen, was een betonnen schoeiing met grote zwart geteerde houten palen voor het aanmeren van rijnaken. Daar was het water dieper en op zomerse dagen werd daar gezwommen. Jaap en ik hebben er leren zwemmen met een touw om ons middel. Helaas hadden onze 2 broers Dicky en Wilco (5 en 3 jaar oud) nog geen zwemles gehad, want zij zijn op 22 oktober 1960 precies op die plaats verdronken.

Met Dicky en Wilco heb ik niet zo vaak gespeeld, want zij waren veel jonger dan ik. Op zondag moest ik weleens op hen passen, als mijn ouders naar de kerk gingen. We mochten dan 3 toffeetjes eten uit een snoeptrommeltje. Dicky en Wilco speelden altijd samen, zoals ik in huis altijd met Jaap speelde. Op zondag was dat binnen met Jaap met de Meccano doos of met Schuco opwindbare veer-autootjes, die over een draad door de kamer konden rijden. Paul was voor mij helemaal te klein om mee te spelen, want toen hij leerde lopen ging ik al naar de HBS. Ook waren vlak na de geboorte van Paul net mijn 2 jongste broertjes verdronken en daardoor kreeg Paul veel aandacht van vrienden en familie van mijn ouders, die toen vaak bij ons op bezoek kwamen. 

Tussen Jaap en ik ging het in de puberteit minder goed, want wij hadden totaal verschillende karakters. Jaap was ondeugend en had al vroeg vriendinnetjes, terwijl ik precies deed wat mijn ouders op school en thuis van mij verlangden. Tot ergernis van Jaap werd ik door mijn moeder steeds als voorbeeld gesteld. Het is dan ook begrijpelijk dat ik in die periode niet de beste vriend van Jaap was.

Foto’s