Live events in de jeugd van Gert.

31 december 1960 - Alphen aan den Rijn, Nederland

In mijn beleving ben ik in mijn jeugd nooit ziek geweest. Toch zijn mijn amandelen op 6-jarige leeftijd geknipt. Zo’n keeloperatie werd in de jaren 50 standaard gedaan bij alle kinderen. Een streptokokken infectie in de keel kon in die tijd dodelijk zijn. Die gemene bacterie was vroeger vaak verantwoordelijk voor roodvonk, acuut reuma, hart- en nierontstekingen met ernstige complicaties. Het amandelen knippen vond plaats in het Diaconessen Ziekenhuis in Leiden. Er werd over mijn mond en neus een plastic kapje gezet, waarin ik moest ademen. De chloroform damp vond ik vreselijk stinken en tijdens de roes hoorde vogeltjes in een bos fluiten. Na de ingreep mocht ik veel ijsjes eten. Veel beter dan de lepel levertraan, die ik elke avond kreeg voor het slapen gaan.

Toen ik 10 jaar oud was, ben ik 's avonds met de fiets gevallen achter de hooiberg bij buurman de Jong. Ik had vreselijke pijn in mijn rechter pols en kon er ’s nachts niet van slapen. De volgende dag moest ik achterop de fiets met mijn moeder mee naar dokter Jongeneel in de Burgemeester Colijnstraat in Boskoop. Deze huisarts dacht aan een gebroken pols en adviseerde een foto te laten maken in het Academisch Ziekenhuis in Leiden. Weer terug met de fiets naar Gouwsluis en daarna met de trein naar Leiden. Inderdaad was mijn pols gebroken en ik kreeg een gipsverband.

Ook had ik op die leeftijd vaak last van bloedneuzen. Ooit was in een weekend mijn bloedneus niet meer te stelpen. Mijn neus is toen volgestopt met vaseline gazen door een huisarts in de Rozenlaan in Boskoop. 

Toen ik 12 jaar oud was probeerde ik een weggelopen schaap te vangen op de Kortsteekterweg. Ik maakte een sprong naar het schaap om het dier te grijpen in zijn nekvel. Het schaap was sneller dan ik, waardoor ik met mijn gezicht op het asfalt terecht kwam en daarbij mijn rechter voortand beschadigde. Dat resulteerde in een infectie van de tandwortel en later zelfs het verlies van mijn hele voortand. Tot mijn 55e jaar heb ik een plaatje in mijn mond gedragen om dat gemis te compenseren. Pas in 2004 heeft een “make me beautiful” orthodontist uit Oosterhout mijn gebit prachtig hersteld. Sinds die tijd durf ik weer appels uit het vuistje eten.

Mijn broer Jaap is in zijn jonge jaren aan een blindedarm ontsteking geopereerd. Hij had  daarvoor vaak buikpijn, als er gewerkt moest worden. Mijn vader vond het maar aanstellerij, totdat Jaap een keer echt ziek werd. Jaap heeft na de operatie 2 weken in het Elisabeth Ziekenhuis gelegen. Daarna kon broer Jaap bij vader Cramer een potje breken.

Paul had een loensend oog en moest vanaf zijn 1e levensjaar een lapje voor het goede oog dragen. Dat lapje deed mij altijd denken aan Israëlische generaal Moshe Dayan. Later werd het lapje vervangen door een bril met een plastic kleefdopje aan de binnenkant van het glas. Een oogcorrectie in Leiden heeft zijn handicap opgelost. Ook was er bij ons kleine broertje Paul veel zorg over een buitje onder zijn kin. Een kleine operatie heeft ook dat probleem opgelost.

Op een zomermiddag in 1960 had ik de koeien van het land gehaald om gemolken te worden. De koebocht werd met een losse paal afgesloten. Er liepen ongeveer 35 koeien los in deze kraal en moesten nog vastgebonden worden. Elke koe had zijn eigen plek in een rij. Koeien zijn intelligente dieren, die altijd zelf hun plaats weten te vinden. Als de koeien hun eigen plek gevonden hadden, werden ze met een ketting vastgezet aan een leren riem rond de horens. Er was echter één tochtige koe, die niet naar zijn eigen plek wilde gaan. Bij het opjagen naar zijn plaats sprong de onwillige koe over de paal aan het eind van de koebocht. Ons 8-jarige buurjongetje Dikkie Overbeek kwam vaak meehelpen met het binnenhalen van de koeien. Dikkie stond echter achter de paal, die horizontaal de koebocht afsloot. De tochtige koe sprong met zijn voorpoten over de paal, maar bleef met zijn achterpoten achter de  paal hangen. Dikkie kreeg de paal vol tegen zijn borst en viel achterover met zijn hoofd op de betonnen vloer. Toen ik bij Dikkie kwam was hij bewusteloos en er kwam bloed uit zijn oor. Er is toen meteen een ambulance besteld. Met de ziekenwagen is Dikkie bewusteloos naar het ziekenhuis in Leiden gebracht. Hij bleek een schedelbasisfractuur te hebben, maar gelukkig kwam hij een week later alweer thuis zonder hersenschade.

Wat ongelukken betreft was 1960 voor mij een rampjaar, want enkele maanden later zijn mijn 2 broertjes jongere broertjes Dicky en Wilco in de Oude Rijn verdronken.

Foto’s