Het werken op de boerderij tot mijn huwelijk

30 september 1971 - Alphen aan den Rijn, Nederland

Tijdens mijn middelbare schooltijd en studie geneeskunde heb ik nooit aan sport gedaan. Mijn vader zei altijd: “als je wil sporten, kom je mij maar helpen”. Ik kreeg van mijn ouders geen zakgeld en heb ik altijd jammer gevonden. "Ik heb al mijn geld nodig voor de boerderij" en "Als je ergens geld voor nodig hebt, moet je er om vragen" was zijn mening. Ik ben daarom altijd zuinig geweest met geld en ben dat altijd gebleven voor luxe uitgaven.

Nooit heb ik een hekel gehad aan het meewerken op het boerenbedrijf. Vooral het besturen van de traktor en het bedienen van de machines vond ik leuk. Er was altijd veel te doen, zoals grasmaaien met een vingerbalk, hooi omkeren en op een zwad leggen met een zwadkeerder, hooi schudden met een gevaarlijke hooischudder, wiersen maken met de acrobaat. Mestwagens laden met een hydraulische achterlader en die mest daarna over het land verspreiden met de Schuitenmaker, kunstmest zaaien met de Vicon en ook nog de sloten schoonmaken met een grote door de buurman gelaste sloothaak op de hefinrichting. In het voorjaar egaliseerde ik de 20 hectare weiland met een sleepnet. Honderden uren heb ik op een tractor gezeten. Op één dag heb ik weleens 20 wagens mest geladen en over het land verspreid langs een Aarkanaal, 2 km bij onze boerderij vandaan. Op die dag reed ik dus 80 km met een tractor met laden en mest strooien erbij. 

Mijn broer Jaap deed het sleutelwerk van de machines en ik deed liever het productiewerk, maar alles moest wel voor mij klaargezet worden. In het weekend molk ik met Jaap om de beurt de koeien. Werken op het land vond ik veel leuker, dan het werken met koeien.

Begin september 1967 werd ik lid van de Studenten Vereniging S.S.R in Leiden. Tot aan de ochtend van de ontgroening had ik nog in de grasbouw gewerkt. Mijn vader zal het zonder mij niet redden, dacht ik toen.

Na het behalen van het kandidaats-examen geneeskunde in 1970 zou ik in Leiden op kamers gaan wonen. Ik wilde van de druk van mijn ouders af te zijn. Mijn vader deed mij echter een nieuwe auto cadeau, met de afspraak dat ik tijdens mijn verdere studie thuis zou blijven wonen. Inmiddels had ik verkering met Wijnie en de beloofde auto was natuurlijk wel erg aantrekkelijk.

Toen ik met Wijnie op 29 juni 1972 trouwde was ik die dag nog erg vermoeid van het werken in de hooibouw. Het hooi moest binnen gehaald zijn, voordat ik trouwde. Het was voor mij een soort plichtsbesef om mijn ouders op die manier te ontlasten. Mijn idee was, dat ik mijn ouders dankbaar moest zijn voor het feit dat ik van hen mocht studeren.

Door op 22-jarige leeftijd te trouwen en te verhuizen naar Hazerswoude was ik voor mijn gevoel van de “zorgplicht” voor mijn ouders af. Inmiddels was ik wel in een recordtijd geslaagd voor het doctoraal examen Geneeskunde.

Na het huwelijk wilde ik de laatste 2 jaar van mijn studie voor het arts-examen zelf bekostigen. Dat kon met hulp van het inkomen van Wijnie en het gespaarde geld van mijn werk als student-assistent anatomie en snijzaal. Ik kon na mijn huwelijk bovendien nog een studiebeurs krijgen.

Na mijn trouwdag heb ik nooit meer om geld aan mijn ouders gevraagd en daar ben ik nu nog steeds trots op.

Foto’s