Het werken in de Groepspraktijk Lievekamp in Oss.

31 december 1975 - Oss, Nederland

Mijn eerste werkdag in Oss was op donderdag 1 mei 1975: de dag van de arbeid en één dag na koninginnedag. Gekleed in een witte doktersjas begon ik het spreekuur om 8 uur, samen met Kees Fontein, Cees Gerhardt en Frans van Asselt, de 3 huisartsen werkzaam in de Groepspraktijk Lievekamp. Er werkten toen maar 3 doktersassistentes in de Groepspraktijk:  Ans vd Pol, Joke Mintjes en Françoise en ze werkten allemaal full-time. Van die eerste werkdag herinner ik mij nog een jonge vrouw Marianne met HNP klachten en een huisbezoek bij boer Govers op de Gewandeweg. 

In onze praktijk waren 8000 patiënten op naam ingeschreven bij ziekenfonds VGZ en CZ, maar er waren ook nog 4000 particuliere patiënten, die het spreekuur konden bezoeken. Het spreekuur was van 8 uur tot half 11 en van 13 tot 15 uur. We zagen op afspraak 10 patiënten per uur, om 8 uur waren er 2 afspraken en om 8.15 uur 3 afspraken en om 8.30 uur weer 2 afspraken en zo ging het hele spreekuur door. Eén doktersassistente hield tegelijk met ons op die tijden een open spreekuur in de behandelkamer. Mensen die geen afspraak op het dokters-spreekuur konden maken of dachten dat ze een klein “dingetje” hadden, gingen dan naar de “zuster” in de behandelkamer.

Onze “zuster” deed verpleegkundig werk met een “doktersblik”. Als de dokters-assistente een klacht niet vertrouwde, drukte ze op een belletje, dat met onze spreekkamer verbonden was. Na het rinkelen van de belletje zag je dus bij toerbeurt nog enkele patiënten tussendoor in de behandelkamer. Op een normale werkdag zagen de ervaren artsen dus gemiddeld 45 patiënten in 4.5 uur tijd. In mijn eerste jaar werd ik nog niet door zoveel patiënten geconsulteerd, want bij mij was nog niemand ingeschreven.

Onze Groepspraktijk Lievekamp was gesitueerd op de 2e verdieping boven de Rabobank tegenover het Gemeentehuis in Oss. De patiënten konden met een trap of met de lift in een centrale hal boven komen. Ze meldden zich dan bij Ans van de Pol aan een grote balie. Bij een afspraak mocht je doorlopen naar de gemeenschappelijke wachtruimte achter in het pand. Maar als je geen afspraak had, was zij de poortwachter en beoordeelde de noodzaak van je komst. Op alle hoeken van de grote wachtruimte was een spreekkamer gesitueerd. Vanuit onze spreekkamer hadden we een prachtig uitzicht over de stad Oss. Binnen de praktijk was ruimte voor een laboratorium, een behandelkamer en een archief. We konden ons terugtrekken in de koffiekamer of in de assistenten-kamer achter de balie.

Summier werden in die tijd zonder computers de patiënt gegevens genoteerd op een groene kaart. Alleen relevante specialisten-brieven werden bewaard in een archiefkast. Voor de administratie werden alleen consulten en visites van de particuliere patiënten genoteerd voor de rekening, éénmaal per kwartaal door een dokterskind thuis bezorgd.

Het was de bedoeling dat ik in korte tijd zo 3000 patienten zou krijgen. Na 1 jaar draaide ik al volledig mee in het programma en 5 jaar later hadden we al 15.000 ingeschreven patiënten bij de groepspraktijk, onze praktijk deed het dus goed in Oss. In de koffiekamer hadden we tussen 10.30 uur en 11 uur overleg met de assistentes en onderling werden de aangevraagde visites verdeeld. Gemiddeld reden we 6 tot 10 huisbezoeken per arts per dag. Die visites planden we tussen 11 uur en 13 uur. Tussendoor gingen we in de periode ook nog naar huis voor een lunch.

Wijnie had al om 12.15 uur warm eten klaarstaan. Wij vonden het handiger om in de lunchpauze warm te eten, want ’s avonds wist ik meestal niet hoe laat ik de laatste patienten gezien zou hebben. Om 15 uur gingen we de “terugkom” visites rijden, dan had je wat meer tijd voor de patiënten. Rond 17 uur waren alle artsen weer op de praktijk voor de administratie en dronken we een glas sherry of een jonge jenever met de assistente van dienst.

Om 18 uur ging de avond- en nachtdienst in voor onze eigen patiënten van de praktijk. Op de telefoonbeantwoorder draaide een bandje, waarop te horen was welke dokter er die avond dienst had. Voor patiënten zonder telefoon was dat ook te lezen op een bord bij de buitendeur. Thuis hadden we privé allemaal een spreekkamer en een wachtkamer om daar de zieke patiënten buiten de kantooruren te kunnen ontvangen. Anders moest je voor elk wissewasje weer naar de praktijk in het centrum van de stad.

Een weekend dienst duurde van vrijdagavond tot maandagmorgen en vooral op zaterdag stonden de patiënten voor het open weekendspreekuur om 11 uur in ons huurhuis vanaf de voordeur tot boven aan de trap bij de slaapkamer te wachten.

Alleen op maandagmiddag had je vrij na een lange weekenddienst. Mijn vaste dienstdag door de week was op dinsdag, maar bij een vakantie van een collega kwam er nog een extra avonddienst bij. We hadden allemaal 6 weken vakantie per jaar. In de zomervakantie had ik maximaal 2 weken vrij, want 3 van de 4 huisartsen hadden schoolgaande kinderen

Kees Fontein was 60+ en zijn privilege was een vrijstelling voor de weekenddienst. Tot de pensionering van Kees, in november 1978, had ik dus elke 3 weken een weekend dienst en in de schoolvakanties zelfs om het weekend dienst.

Wijnie was tijdens de diensten verantwoordelijk voor de telefoon thuis. Ik was bereikbaar op een mobilofoon in de auto en later met een semafoon in mijn binnenzak. Bij een alarmering voor een spoedgeval of een na-visite nam ik dan bij de mensen thuis telefonisch contact met haar op.

Een kind met koorts mocht niet naar buiten en werd in principe altijd thuis bezocht. Veel mensen hadden toen geen auto, dus als je slecht ter been was of er was koorts, dan werd altijd een visite-aanvraag gehonoreerd. Tijdens mijn eerste nachtdienst reed ik om die reden wel 6 visites. Ik wilde namelijk geen fout maken en uit voorzichtigheid honoreerde Wijnie in het begin bijna alles met een huisbezoek.

We deden in die tijd ook nog thuisbevallingen. Eigenlijk was je blij als zo’n bevalling zich ’s avonds of in het weekend aandiende. Overdag gooide immers een bevalling je hele dagschema in de war. Buiten kantoortijden had je alle tijd voor extra werkzaamheden. In principe deed ik alleen de bevallingen bij mijn eigen patiënten, maar dat betekende wel dat je naast je gewone dienst ook nog bereikbaar moest zijn voor je eigen zwangere patiënten.

Onze groepspraktijk mocht dan wel groot en druk zijn, hij was wel goed georganiseerd. Er werkten ervaren huisartsen en doktersassistentes. Ik kon, toen ik als assistent begon, bij iedereen met mijn vragen terecht. Dat was ook wel nodig, want op mijn 25e jaar had ik alleen maar een basisarts-opleiding. Kees Fontein was mijn grote voorbeeld en van hem heb ik het meeste geleerd. Onze maatschap in Oss was in 1975 de 3e groepspraktijk in heel Nederland en een voorbeeld voor veel huisarts-solisten. In die tijd hadden de meeste huisartsen nog een praktijk aan huis en vaak nog met een apotheek erbij.

Kortom: in onze groepspraktijk was alles overzichtelijk en patiënt-vriendelijk geregeld.

Foto’s